Columns


Onder de schrijversnaam Bontje Bondig zal ik op (on)gezette tijden een nieuwe of juist een oude column op deze blog plaatsen, in een bij voorbaat uiteraard ijdele poging deze tekst aan de vergetelheid te ontrukken.

Ik schreef/schrijf elke column vrijmoedig, om niet te zeggen – althans in enkele zeer zeldzame gevallen – vrij moedig, dus aarzelt u vooral niet om vrijmoedig uw commentaar te geven en/of al dan niet ongezouten kritiek te leveren.

Schunnige taal, beledigingen ad hominem, lasterlijke opmerkingen e.d. worden  o n h e r r o e p e l ij k verwijderd, want ook (of moet ik zeggen: zelfs? of juist?) deze blog is géén vrijplaats cq. vuilstortplaats voor agressieve dwazen van welke soort ook.

Scroll naar de volgende pagina(‘s) voor de column(s)

Bontje Bondig

 

Ik kwam bij oeval een oudere column van mijn hand tegen uit 2002. Ik plaats hem graag hier nog een keer.

 

UNICITEIT
“Natura il fece, e poi roppe la stampa” is Italiaans voor ‘de natuur heeft hem geschapen en daarna de matrijs vernietigd’, m.a.w. hij – de mens – is uniek, aldus de Italiaanse Renaissance dichter Ariosto – 1474-1553 – in diens ‘Orlando Furioso’ (‘De razende Roeland’). Er zijn geen twee mensen gelijk, ondanks alle gelijkenis. Ook klonen zullen niet gelijk zijn: elke kloon ervaart de wereld vanuit zichzelf en maakt, hoe minuscuul wellicht ook, andere dingen mee, zodat er onvermijdelijk toch unieke mensen uit groeien. Waarom men een mens zou klonen is mij overigens een raadsel. Juist de unieke aspecten maken de mens interessant.Op de poxebzie toegepast kunnen we vaststellen dat geen twee dichters hetzelfde zijn. Ook hun gedichten zijn daardoor uniek – als het tenminste poxebzie is en geen rijmelarij. En nu is het aardige van de mens, dat hij ondanks al die uniekheid een sociaal weefsel, een universeel kunstwerk vormt dat we ‘de mensheid’ noemen. In al onze uniciteit zijn we toch zozeer een gemeenschapsdier, dat het vaak lijkt of we hetzelfde denken en doen. Soms is dat ook zo. Als iemand zijn eigen kans op uniciteit opgeeft en inruilt voor een gemakzuchtige rol als kuddedier of stemvee, wordt de boel wel heel eenvormig en eentonig. Er zit dan geen muziek meer in. Geef mij maar de mens die zo nu en dan naast de geplaveide paden loopt en eigenwijs is en af en toe ook nog scheppend bezig.xa9 Jan Bontje 2002

(Eerder geplaatst in de BeeldSpraak Nieuwsbrief nr. 33 van 17 augustus 2002)

_______________________________________________________________________

De sokken van Darwin

Eindelijk verlost! Mannen, we hoeven ons niet meer te schamen. We kunnen er niets aan doen dat we nooit iets kunnen vinden! Vrouwen mogen zich daarover opwinden, maar het mag ons niet meer worden aangerekend.

Wat blijkt opnieuw uit recent wetenschappelijk onderzoek? Mannen zien hun omgeving als geheel, zij zien de samenhang, de grote lijnen, terwijl vrouwen meer de details zien. Toen de mens uit een in bomen levende apensoort ontstond door op de grond op de savanne te gaan lopen, werden de mannen jagers en moesten dus het veld overzien om hun prooi te kunnen ontdekken. Rechtoplopen zorgde voor de beste resultaten. De beste jagers hadden de meeste kans op nakomelingen. De vrouwen verzamelden vruchten, baarden kinderen en runden het huishouden. Wie dat het beste kon had de meeste kans op nakomelingen. Gedurende miljoenen jaren ontwikkelden zich deze eigenschappen, die we dus, ondanks supermarkt, hyves, Facebook en twitter, nog steeds bezitten. Darwin, die ruim 150 jaar geleden zijn wetenschappelijke bewijzen voor de evolutie publiceerde, was ook een man en overzag dus het grote geheel, hoewel details hem op de idee van evolutie brachten.

Ik sta soms minutenlang te turen en heus, dan liggen mijn sokken er domweg niet. Komt mijn vrouw te hulp, dan hebben de kaboutertjes ze vast en zeker gauw neergelegd, want zij ziet die krengen meteen. Zoiets heeft Charles Darwin vast ook meegemaakt. Ik wed dat ook hij moeite had zijn sokken te vinden en dat zijn vrouw in dezen een onmisbare missing link was. Wie weet heeft zij daarmee de evolutietheorie wel geredx85

Ik vind daarom dat het nu maar eens afgelopen moet zijn met die neerbuigende opmerkingen van vrouwen dat wij mannen nooit iets kunnen vinden. Dat is weliswaar wellicht wezenlijk waarachtig waar, maar het is nxedxe9t xf3nze schuld! Wij zijn het willoze slachtoffer van onze vooraanstaande plaats in de menselijke evolutie. Het zoekraken van onze sokken is de prijs die we daarvoor moeten betalen. Dat moet dan maar.

________________________________________________________________________

 

BUITEN DE TIJD

De kale takken
in het schaarse avondlicht,
het herfstblad rondom;
even zonder gedachten,
even buiten deze tijd.
Terwijl ik de laatste afwas afdroog en wegzet stippelt zich in mijn hoofd een route uit tussen de weilanden door langs het dorp met het witte kerkje en de oorlogsgraven, de dijk op en dan rechtsaf, om zo de hele polder om te lopen en beregend maar gezegend door de stilte en de ruimte weer thuis te komen en een lekkere kop warme chocola te nemen.
Alarm! Te wapen! De dichter in mij grijpt zijn wapens, t.w. pen en papier, steekt ze diep in mijn winterjaszakken en stapt naar buiten, de lege straat in. Aangekomen bij het pad dat naar de polder voert belemmert een jonge knobbelzwaan, die kennelijk pas van het ouderlijk nest werd verdreven en de omgeving nog niet kent en herkent, mij de weg. Hij sist vervaarlijk, maar ruimt toch het natte veld en laat mij passeren. Als ik de polder bereik, en dat klinkt later dan het is, besluit ik linksom te gaan en na een paar honderd meter rechtsaf. In de verte, in de beginnende schemering, steekt het witte kerkje tegen de omgeving af alsof het wil laten weten dat het er nog steeds is. De sloten aan weerskanten van de oude kronkelende dijk vullen zich met schemerlicht. Als ik het kerkje bereik en linksaf buig omdat dat hier nu eenmaal niet anders kan zonder nat pak, loop ik tussen oude en jonge bomen, waarvan het nog weinige gebladerte alle schakeringen geel, goud, bruin, groen en onbestemd draagt. Het hangt slap neer door de druilerige regen die zich inmiddels meester heeft gemaakt van mij en de dingen in mijn blikveld. De kale takken in het nu schaarse avondlicht verheffen zich vermoeid, alsof ze het liefst zouden buigen voor de natte herfst als het herfstblad rondom.
Heel even ben ik volledig zonder gedachten, tijdloos, een met mijn blikveld, even buiten de tijd x96 deze tijd.
Een oude maar nog steeds actuele column uit 2002. (Ooteboe is allang opgeheven, we hebben inmiddels LiteRAR en Muziek!)

Men lene een woord …

Taalpuristen moeten zich continu ongelukkig voelen, want zij bestrijden een euvel dat onuitroeibaar is. De taal is nooit puur maar altijd een puree; een “afzonderlijk en afgerond geheel” dat tegelijkertijd continu op oneindig veel manieren en momenten door andere ingredixebnten (woorden uit andere talen) doordrenkt en op smaak gemaakt wordt. Die wederzijdse bexefnvloeding houdt talen levend. Ook ontstaan voortdurend nieuwe woorden, veranderen bestaande woorden van betekenis, raken woorden in onbruik. Het Nederlands van tien, honderd, duizend jaar geleden is niet het Nederlands van nu. Je kunt nooit twee keer dezelfde taal gebruiken.

De woorden ‘spam‘ en ‘spammen‘ zijn in ‘computerland’ heel gewoon en ingeburgerd. Zij zijn onderdeel van een soort vaktaal, het computerjargon. Elke vaktaal kent nu eenmaal speciale woorden. Zo hebben boeren en bouwvakkers, zeelui en zangers, hoeren en heren, dichters en doe-het-zelvers ieder hun eigen ‘vaktaal’. Het woord ‘jargon’ is zelf in 1824 aan het Frans ontleend.

Door woorden te lenen blijven talen ‘bij’ en verdorren ze niet. Een interessant voorbeeld is het Hebreeuws zoals dit tegenwoordig in Israxebl wordt gebruikt, het Ivriet. Het heeft allerlei woorden uit andere talen overgenomen om verschijnselen te beschrijven die de Hebreexebrs drieduizend jaar geleden uiteraard niet kenden. Het woord Hebreexebr heeft zelf een interessante afkomst: het komt uit het Hebreeuws ‘ibhri- (wat ‘Hebreexebr’ betekent, letterlijk ‘iemand van de overkant (d.w.z. van de rivier, de Jordaan)). De moderne Israxebliet moest woorden verzinnen als auto, vliegtuig, computer, bom, raket, terreur, fundamentalisme, socialisme, televisie, radio… Mutatis mutandis geldt dit ook voor het Japans en het Chinees. Het Japans leende ook woorden uit het 17de eeuwse Nederlands. Dit komt doordat de Nederlanders lange tijd als enige niet-Japanners ‘Nihon’ in mochten. Ook het Russisch leende in diezelfde Gouden Eeuw Nederlandse woorden als matroos en stoel.

Taal is het menselijke communicatiemiddel bij uitstek,xa0dusxa0wordt een taal onophoudelijk aangepast aan steeds veranderende omstandigheden, nieuwigheden, enz. om die te kunnen beschrijven. Als dit niet gebeurt, moet je onnodig lange en moeilijk te onthouden omschrijvingen gebruiken. Dat doet heel gekunsteld aan. Welke wereldvreemde taalpurist zou zijn ‘mechanisch zelfvoortbewegend voertuig op een daartoe bestemde plaats willen opstellen’? Het Vlaams bezondigt zich soms aan lelijke quasi-Nederlandse woorden voor geheel ingeburgerde ‘vreemde’ woorden. Een leenwoord is dan in veel gevallen een betere keus. Of in ieder geval gemakkelijker. Dat het (Amerikaans-)Engels soms een irritante invloed heeft is een ander ‘probleem’. Het is grotendeels op het conto van ‘jeugdfreaks’ te schrijven die het ‘cool’ vinden Engelse of Amerikaanse woorden te gebruiken. Maar fundamenteel is het niet meer dan een (tijdelijke?) uitwas van een verder volkomen ‘natuurlijk’ verschijnsel: wederzijdse bexefnvloeding van talen. In de achttiende eeuw nam het Frans deze plaats in. Het was toenxa0bon tonxa0om Franse woorden te gebruiken.

Poxebzie is een specifieke ‘taal’. Dichters hebben dan ook altijd eigen woorden gemaakt en gebruikt. Dit maakt poxebzie zo mooi bijzonder en zo bijzonder mooi. Jan Hanlo gebruikte in een van zijn gedichten het niet-bestaande woord ‘ooteboe’. Een prachtige vinding. Poxebzieliefhebbers in Spijkenisse gebruiken dit als een ‘geuzennaam’ voor hun stichting Ooteboe(k) die zich bezighoudt met het bevorderen van poxebzie. En wat te denken van sommige woorden die door toedoen van het vermaarde tv-duo Koot en Bie zijn ingeburgerd? Of de fantastische woordenrijkdom van Marten ‘Ollie B. Bommel’ Toonder? En de curieuze woordenschat van Wim T. ‘verdomd interessant maar gaat u verder…’ Schippers? Kortom: een levende taal crexebert, absorbeert en exporteert woorden bij de vleet.

[eerder gepubliceerd: op de website v an Meander, april 2002]

4 gedachtes over “Columns

    1. Dank je wel Tilly.

      Wat het delen betreft: graag gedaan. Het is een van de weinige dingen die je als dichter / columnist kunt doen: je gedichten en gedachten delen met de lezer in de hoop dat je teksten iemand raken, ontroeren…

      .

      Like

  1. Dank je wel Greetje!

    Ik hoop dat meer mensen geraakt worden door mijn column(s) en de natuur in trekken . En weet je, zoals blijkt uit deze column, die is vaak dichter bij dan je denkt!

    Fijne dag. tot ziens,

    Like

  2. leuke column Jan !

    ‘even zonder gedachten
    even buiten deze tijd’

    Dit is wat het wandelen in de natuur ook zo fijn maakt
    Prachtige zinnen en zo raak !

    Like

Ik ben benieuwd wat je hiervan vindt... Geef een reactie:

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.