Hier mijn Gorter


HIER MIJN GORTER

Herman Gorter leefde van 1864 tot 1927. Dit jaar (2014) is het dus 150 jaar geleden dat deze grote dichter werd geboren, in Wormerveer.
Omdat ik duidelijk wil maken welke indruk deze dichter op mij heeft gemaakt, dit artikel. Een zeer partijdig artikel en vooral kritiekloos. Het is immers geen literaire beschouwing of analyse, maar een persoonlijk dus subjectief verslag. Ik heb mijn uiterste best gedaan om elke objectiviteit te vermijden.

Herman Gorter 01

Ik leerde Gorter kennen in de jaren 1960 als ‘veldheer in de emancipatiestrijd der arbeiders’. Een ‘vendelzwaaier en theoreticus van een vrijheidslievend socialisme’. Iemand die op voet van gelijkheid omging met mensen als Rosa Luxemburg (1871-1919) en Lenin (18170-1924) en met hen van mening durfde verschillen! Daarom dwong hij respect af. Niet bepaald een poëtische benadering. Die kwam pas later.

Zijn ‘politieke’ gedichten, waarin de socialistische toekomst wordt bezongen en ‘aanschouwelijk’ gemaakt, kende ik nauwelijks. Zijn “Verzen en liedjes” helemaal niet.

KARL LIEBKNECHT 

Karl, Uwe trotse, machtige gestalte
Vervult Europa met een stralend licht.
Gij staat boven de massa, als boven ’t dicht
Weefsel der zee een zuil, de Noors-basalten.

Gij hebt het rode vaandel opgericht,
Toen het, een vod, lag op de vuile vaalte,
Wapperend stralende voor elk gezicht, –
Gij, Man van edel en zuiver gehalte.

Gij stierf. Waardoor? Vermoord door ’t kapitaal,
Maar ook door de arbeiders die u verlieten.
Die u alleen met uw vijanden lieten,
En niet luisterden naar uw hoge taal.
Uw liefde stierf, omdat zij werd verlaten
Door de Duitse arbeiders, die Uw liefde haatten.

(Liedjes)

Gorter was politicus en ik zijn gortdroge bewonderaar. Basta. Met de jaren komt de poëzie. In 1977 kreeg ik een cadeau dat mijn leven zou veranderen. Het was de tweede druk van een verzamelbundel van Gorter: ‘De dag gaat open als een gouden roos’, samengesteld door Garmt Stuiveling. (De eerste druk was in 1956 verschenen, het jaar van de Hongaarse opstand. Nou bestaat toeval toevallig niet, maar déze gebeurtenissen hebben voor zover ik weet niets met elkaar te maken.)

DE DAG GAAT OPEN ALS EEN GOUDEN ROOS 

De dag gaat open als een gouden roos;
ik sta aan ’t raam en zend mijn adem uit,
het veld is stil, en nauwlijks éen geluid
breekt naar het koepelblauw bij tussenpoos.

En in mijn kamer, als een donkre doos,
waarvoor de parels hangen aan de ruit,
ga ‘k heen en weer, tot waar mijn wandling stuit
en ik bij donkre wand stil peinzend poos.

Ik heb ’t gevonden, het mensengeluk,
als moest ik worden vier en dertig jaar
eer ik het vond, en ging veel trachten stuk
in spannend worstlen en ijdel gebaar.
Maar zo zeker als daarbuiten de zon de
wereld befloerst, heb ik ’t geluk gevonden.

Door deze bundel werd ik bewonderaar van Gorter’s poëzie. De titel glanst nog steeds als ik hem herlees of er aan denk. Ik weet nog goed hoe jaloers ik de eerste keer was op de man die een dergelijke regel kon scheppen. En nog steeds betreur ik het dat niet ik deze regel heb ‘ontdekt’. Het gedicht in kwestie is trouwens een van de ‘socialistische verzen’. Het getuigt van de hartstocht van de dichter voor het socialisme dat hij in 1912 had omarmd. Dit grootse avontuur was toen nog niet bezoedeld door ‘socialistische’ regeringen met hun geheime diensten en concentratiekampen.

Met dezelfde hartstocht waarmee hij het socialisme omhelsde was en bleef hij bovenal dichter. In hetzelfde jaar 1912 schreef hij het epische gedicht ‘Pan’ – een poging tot synthese tussen socialisme en poëzie. Hierin komt de volgende passage voor: “Met al mijn bloed heb ik voor u geleefd, O poëzie, en, nu het sterven nader komt, Nu wil ik het u nog eens eenmaal zeggen.” Het sterven zou nog 15 jaar op zich laten wachten. Anderen stierven intussen wel. ‘Gewoon’ omdat dat nu eenmaal door duizend en een oorzaken gebeurt, maar ook hoogst ‘ongewoon’ door de ‘zegeningen’ van het socialistische experiment in o.a. Rusland (Sovjet-Unie). Gorter keerde zich fel tegen de dictatoriale draai die de Russische revolutie had genomen.

Vrijwel iedereen kent de beginregel van Mei: “Een nieuwe lente en een nieuw geluid“. Zoals wel duidelijk is, was het niet dit in 1889 verschenen jeugdwerk dat mij dichter tot de dichter bracht. Hoewel ik al eerder had geprobeerd het epos in zijn geheel uit te lezen lukte dit pas enkele jaren geleden. Ik moet bekennen dat ik moeite had ‘bij de les te blijven’. Dat zegt iets over ‘Mei’ en over mij. Het waren en zijn nog steeds de Verzen en ‘liedjes’ (de laatste term is van Gorter zelf) die mij, door hun eenvoud en puurheid, aantrekken en betoveren.

VERZEN

Zijn ‘sensitivistische’ Verzen (1890) schreef Gorter met dezelfde hartstocht als zijn ‘politieke’ gedichten. De allerintiemste gevoelens voor een geliefde konden hem even goed inspireren als de emancipatiestrijd van de arbeiders. Juist deze ‘alomvattendheid’, waarin niets of niemand buitengesloten wordt, spreekt mij aan. In de oorspronkelijke en van allerlei ‘bovennatuurlijke’ onzin ontdane betekenis van het woord is Gorter’s poëzie voor mij ‘religieus’: hij weerspiegelt het besef van verbondenheid met allen en alles. God bestaat niet en anders is hij dichter.

Zie je ik hou van je,
ik vin je zo lief en zo licht –
je ogen zijn zo vol licht,
ik hou van je, ik hou van je.

En je neus en je mond en je haar
en je ogen en je hals waar
je kraagje zit en je oor
met je haar er voor.

Zie je ik wou graag zijn
jou, maar het kan niet zijn,
het licht is om je, je bent
nu toch wat je eenmaal bent.

O ja, ik hou van je,
ik hou zo vrees’lijk van je,
ik wou het helemaal zeggen –
Maar ik kan het toch niet zeggen.
 
Graag citeer ik drie andere verzen die Gorter ten voeten uit tonen. Het eerste is weer de verliefde en liefhebbende Gorter op zijn best:

Bij het denken aan de liefde
Heb ik de liefde lief,
En ’t is de liefde tot u, Geliefde,
Die mij tot die liefde hief.
 
Het tweede is een beeldspraak waarvan ik stil word, overvallen door een besef van kleinheid van de mens en de grootsheid van de natuur:

De zee één blauwe weide,
Groenbleek maar zonder gras,
En in dat eindloze wijde
Eén witte golf – of het gebloemte was.

Ook ik ben geboeid door de bijna eindeloosheid van de zee. Maar ook door het ritme van eb en vloed en de vele geluiden die de ‘stemming’ van de zee weergeven. Dit gedicht roept bij mij deze hang naar de zee weer op, die een bijna (maar wel volstrekt atheïstische!) ‘mystieke’ ervaring kan zijn. Maar ook zo’n laatste zin!
Het volgende vers is een ode aan de vrouw als ‘onverklaarbare verschijning’, het wezen dat een onweerstaanbare aantrekkingskracht uitoefent alleen door er te zijn. Wat Gorter precies bedoelde?

In de stilte van de stad kwam ze,
haar rok ruiste,
de witte handen had ze stil,
ik luisterde.

De mode is veranderd. Het ruisen van de rok heeft plaats gemaakt voor het schuren van de spijkerbroek of het fluiten van (of naar) de minirok. En helaas omklemmen onrustige handen nu vaak te pas en te onpas een mobiele telefoon. Het gedicht is gedateerd maar toch ook tijdloos. Het blijft me ontroeren. Gorter experimenteerde graag met beeldende woorden en door woorden verbeelde beelden. Ik zou dit met veel meer voorbeelden kunnen illustreren. Ik geniet iedere keer weer als ik dit vernieuwende taalgebruik van soms meer dan een eeuw geleden (!) lees. Afgezien van de spelling en enkele verouderde woorden en uitdrukkingen is het alsof hij ze vanochtend schreef…

BRUG TUSSEN OOST EN WEST?

Is er in Gorter’s werk iets wat te vergelijken valt met oosterse dichtkunst of was hij een typische westerling? Ik weet het niet zo. De typisch ‘oosterse’ charismatische verwachting – zoals die bijv. ook in de joodse traditie voorkomt – vindt men in zijn socialistische verzen terug. (Niet voor niets waren veel socialisten van joodse afkomst.) Gorter kwam overigens uit een gereformeerd nest.

Maar er is nog iets. Gorter slaat onbedoeld en op een andere manier een brug tussen Oost en West. De aandacht voor het detail dat toch het Geheel weerspiegelt, zoals dat bijv. in de haiku en andere Japanse kunstuitingen voorkomt, heeft zeker raakvlakken met vele sensitivistische Verzen. Toch schreef Gorter voor zover ik weet nooit haiku. De ‘alverbondenheid’ die ik al noemde, kenmerkt ook het boeddhisme. Maar deze overeenstemming lijkt mij geen bewuste keus maar ‘niet-toevallig toevallig’. Ook in de beeldende kunst rond de eeuwwisseling zien we vergelijkbare overeenkomsten. Zo lieten de kunstenaars van de Jugendstil (in Frankrijk Art Nouveau en in Engeland Modern Style genoemd – ca. 1895-1910) zich mede inspireren door de sierlijke arabesken van Japanse houtsneden. Al deze verschijnselen waren ‘golftoppen’ in een machtige ‘zee’ die zulke uiteenlopende cultuuruitingen als jazz, cancan en kubisme voortbracht. Uit de hele wereld spoelden indrukken en invloeden aan op de ontvankelijke ‘kusten’ van Europa’s cultuur. En naast al het modieuze wrakhout dat inmiddels vergaan is, zijn er ook de beklijvende ‘mossen’ die een blijvende ‘smaak- en kleurverandering’ tot stand hebben gebracht.

TOT SLOT

Ik wil geen hokje om Gorter bouwen. Een ieder absorbeert, consumeert en interpreteert zijn poëzie maar zoals het hem of haar uitkomt. Asjeblieft geen claims op “de” Gorter! Iedereen zijn eigen Gorter, dan zijn de gortdroge discussies wat korter! Voor de een is Gorter een “icoon”, voor de ander is hij een “icon” (zoals dat op het beeldscherm wordt getoverd door de moderne techniek). Voor de een is hij ‘heilig’, een ander vindt het ‘gewoon zalig’ om hem te lezen. De een vindt hem een wegwijzer, de ander vindt ‘hoe verder weg hoe wijzer’. Er zijn evenveel Gorters als er lezers van zijn gedichten zijn. Het is mij om het even – Gorter leeft in ieder geval! U kent nu in ieder geval een beetje mij en mijn Gorter.

© Jan Bontje (1999) 2014

Ik ben benieuwd wat je hiervan vindt... Geef een reactie:

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.